De schaduwtuin van het verlangen #1 Spitskool

‘Ik voel dit.’ De man die altijd een ongefundeerde mening over kunst had, gebaarde naar het schilderij van de verwelkte spitskool.
‘Wat?’ vroeg de suppoost, die zich ondanks alles, ondanks deze morgen en het grijs in zijn hart, verplicht voelde, misschien niet eens jegens die man, maar meer jegens de maatschappij op zich, waarin te weinig aandacht is voor het verlangen eigen groente te kweken in een schaduwtuin.
‘Dit,’ herhaalde de man, die zoals verwacht geen reden had voor zijn mening buiten een ongrijpbaar, haast rol-over-de-grond wanhopig gevoel. De suppoost kwam naast de man staan, hief zijn hand, twijfelde of hij die op de schouder van de man moest leggen. Maar toen die, instemming zoekend, naar de suppoost omkeek, krabde de suppoost in plaats daarvan maar aan zijn oorlel.
‘Ik snap het.’ Hij fluisterde. Alsof het een groot geheim was en ze omringd werden door duizenden bezoekers. ‘Ik kijk de hele dag naar dat schilderij. Soms kijk ik even weg en dan weer terug en dan is het er nog steeds, dat gevoel, dat verlangen. En ik hou niet eens van spitskool.’
De ongefundeerde-mening-man slikte. ‘Nu ga ik huilen,’ kondigde hij aan, ‘uit pure blijdschap dat iemand me begrijpt.’ Maar zijn ogen bleven droog. En toen gaf de suppoost hem toch nog een kneepje in zijn schouder. Want hij begreep het. Hij begreep het echt.