Het was niet veel, het was zelfs erg weinig, dat laatste kunstwerk in de laatste ruimte. De oude vrouw met de klauwhanden, die op zaterdag als allereerste binnenkwam, dacht zelfs even dat de kamer helemaal leeg was. Haar ogen gleden na vijf ruimtes vol knol- en koolschilderijen automatisch naar de muur, maar die was wit en kunstloos. Misschien beter ook, dacht ze, want in al die vegen op doek had ze niets herkend van de passie die nog jaren nadat de artritis het eigenlijk al onmogelijk had gemaakt haar elk voorjaar zelf haar frambozen deed snoeien en haar elk najaar de knofloopbolletjes in de kledingkast te drogen liet hangen. Nou, dat was het dan, dacht ze. Erg jammer toch. En toen zag ze het ineens, het kunstwerk. Ze verstijfde midden in de deuropening, waardoor drie andere bezoekers in een kettingbotsing tegen haar aan liepen. Maar dat merkte ze niet eens meer. Ze sloeg een hand voor haar mond en een rilling ging door haar hele lijf, want daar was het, het verlangen groente te kweken in een schaduwtuin. Het verlangen samengebald in een uniek, alleszeggend kunstwerk. Daar stond het, de ultieme uitdrukking van haar hunkering, de puurste verwezenlijking van wat in haar aardse binnenste roerde. Het kunstwerk. Hét kunstwerk. Een verwelkt saliestekje in een glas water.
Of wacht… nee, ze had het verkeerd gezien. Nu ze wat langer keek, zag ze dat er helemaal geen water in het glas zat. En zonder water werd het kunstwerk van al zijn diepere lagen beroofd. Het verwelkte saliestekje was niets, níets, zonder de juxtapositie van het voedende water, zonder de zinloze moeite die daardoor geimpliceerd werd.
‘Mevrouw? Mogen wij het ook zien?’
Wat moest ze doen?
‘Mevrouw?’
Ze moest iets doen, zoveel was haar wel duidelijk. De rechter zou haar vast een enorme boete geven, of zelfs in de cel gooien, voor het bezoedelen van kostbare kunst. Maar dat deed er dan allemaal niet meer toe. Het zou het waard zijn. Niet vanwege de media-aandacht, nee, niet vanwege de beroemdheid, ben je gek, niet eens omwille van de kunst, maar omwille van alle schaduwmoestuinen ter wereld en hun eigenaren.
‘Gaat het wel, mevrouw? Hallo?’
Ze draaide zich om en keek recht in een stuk of tien bezorgde gezichten.
Ze glimlachte. ‘Pardon.’ Ze graaide in haar vormeloze leren handtas en vond haar waterfles. ‘Ik weet niet of u bekend bent met performancekunst?’